De meesten van jullie kennen waarschijnlijk de ‘lepeltheorie’. Dit is een metafoor voor hoeveel energie het kost om ‘normale’ dingen te doen, wanneer je een chronische (lichamelijke) aandoening hebt. Het idee is dat je aan het begin van de dag een aantal lepels hebt, die staan voor de energie die je lichaam heeft. Wanneer je dingen gaat doen, energie gaat gebruiken, moet je die lepels inleveren. Iemand met een chronische aandoening heeft vaak veel minder lepels dan mensen zonder aandoening, waardoor de energie ook veel sneller op is. Ik heb dit altijd een hele goede theorie gevonden. Maar nu kwam ik er één tegen die nog beter past bij aandoeningen die met overprikkeling te maken hebben: het ‘Jar Principe’.
Ik gebruik hiervoor even de Engelse term, omdat de vertaling van ‘jar’ pot is, en ik vind dat heel stom klinken. Ik zie een soort van weckpot voor me, dat lijkt me het best passend!
Het Jar Principe
Het Jar Principe werkt andersom van de lepeltheorie: in plaats van dat je steeds ‘energie inlevert’, komt er steeds iets bij in de pot. Je start in de ochtend met een lege pot. Althans, dat is wanneer je goed geslapen hebt, en de dag ervoor niet extreem vermoeiend was. De pot staat voor wat je aankan aan input van buiten. Aan prikkels. Je functioneert het beste wanneer de pot ongeveer half vol is.
Wat je doet op een dag vult je pot met stenen van verschillende groottes. Iets gemakkelijks – de kat eten geven – is een klein steentje. Iets wat iets moeilijker is – koken – is een iets grotere steen. Onverwachte dingen, zoals ongepland een super drukke supermarkt ingaan, vult de pot met grote, scherpe stenen. Naar mate je vermoeider bent, worden taken moeilijker. De stenen die er dan bijkomen, worden dus ook groter. Conclusie: meer moe = een vollere pot. Maar een vollere pot is ook meer moe! Je kan dan bijvoorbeeld nog maar heel slecht plannen, waardoor alles weer eens extra energie kost. Dat versterkt elkaar dus enorm.
Overprikkeling
Op een rustige dag, waarop alles goed verloopt, en er geen onverwachte dingen zijn, lijkt het net alsof we zijn zoals ieder ander. Geen overprikkeling, nauwelijks vermoeidheid. Maar op een dag met veel grote stenen, een dag met veel stress, veel onverwachte situaties, dan beginnen we vast te lopen. Hoe voller de pot, hoe meer overprikkeld, overweldigd, oververmoeid en dus ook gepikeerder we zijn. Zodra het limiet bereikt is, lukt zo’n beetje niets meer. Alles is teveel.
Geluid wordt gedonder, licht wordt onnoemelijk fel. Kleren jeuken nog meer dan normaal. Je krijgt het gevoel dat je wil schreeuwen om alles wat een ander nog toevoegt aan je pot. Praten lukt niet meer goed, de juiste dingen zeggen al helemaal niet. Het enige wat je nodig hebt is rust. De prikkels omlaag brengen.
De pot leeg houden
Wat mij betreft verklaart dit principe heel veel. Mensen hebben vaak geen idee wat voor grote stenen ze toevoegen aan je pot. En snappen al helemaal niet wat voor impact dat heeft. Ze gooien het er maar bij en bij en bij. En worden dan boos wanneer je overprikkeld bent of een woedeaanval krijgt! Hopelijk snappen jullie nu hoe frustrerend dat is voor een Touretter, AD(H)Der of autist.
Gelukkig kan je als ‘buitenstaander’ wel wat doen om ervoor te zorgen dat de pot niet te snel vol raakt. Stap 1 is weten hoe dit werkt. Check. En dan zijn er nog heel veel dingen die je kunt doen om overprikkeling te voorkomen. Structureren en plannen staat bovenaan, wat mij betreft: geen onverwachte dingen doen. Verder is het belangrijk om goed op te letten hoe vol bijvoorbeeld de pot van je kind al is, wanneer je hem of haar mee naar een drukke supermarkt neemt. Prikkels in huis verminderen kan ook helpen. Veel rust inplannen. Duidelijk zijn.